Hieronder staan de verschillende kata van het Wado Ryu Karate-Do beschreven.
Pinan - Nidan, Shodan, Sandan, Yondan & Godan
Pinan betekent: vredige geest, spirit. Deze kata zijn zo’n 90 jaar geleden gemaakt door Itosu, een van de leraren van Funakoshi en Mabuni. Model voor deze kata stond de vrij lange en moeilijke vorm Kushanku. De Pinan waren met name bedoeld als vormen voor lichamelijke opvoeding. Toch bevatten ze nog steeds de zelfverdediging-situaties welke in Kushanku bewaard worden.
Deze kata is oorspronkelijk afkomstig uit China.
De betekenis van de naam is (Chinese betekenis): Nai: intern. Fuan: roofdier dat zijn sporen zet; een dierspoor. Chin: ‘gevecht’, letterlijk speer (Mond. med. H. de Spa mei 1995) Bij de wado uitvoering van deze kata komt het erop aan de bewegingen van het bovenlichaam en de heupen compleet te kunnen scheiden van de stand: De stand wordt niet beïnvloed door de snel gemaakte karate-technieken en heupinzet, maar vormt continu een stevig fundament. Zelfs wanneer de voeten één voor een snel worden opgetild en weer teruggeplaatst, verandert of verzwakt de stand niet.
Dit is een Shuri-te kata. De naam van dit kata is een eigenaam afkomstig van de Chinese militair attaché die zijn vechtkunst leerde aan Tode Sagukawa. Kung Hsiang Chung (afkomstig uit Fukien?) demonstreert Chinese Kempo in Okinawa in 1762. Tode Sagukawa (5-3-1733 tot 17-8-1815) ontmoet hem in 1756, op 23 jarige leeftijd. Hij studeerde 6 jaar onder hem, tot zijn 29e. Sagukawa had op advies van zijn vader vanaf zijn 17e jaar vechtkunst gestudeerd onder Peichin Takahara, een monnik die leefde nabij het dorpje Akata. Sagukawa was de eerste meester in wat echt Okinawaans en Japans Karate genoemd kan worden. Hij had drie bekende leerlingen: Okuda, Makabe en Matsumoto. Op 78-jarige leeftijd gaf hij les aan de later bekende meester Sokon Matsumura.
Dit kata werd zowel in Naha als in Shuri onderwezen en is het oudste kata dat nog steeds wordt onderwezen op Okinawa. Matsumura (1796-1893) bracht deze kata mee uit China (later deed Kanbun Euchi 1877-1945 hetzelfde). De beoefenaar van deze vorm wordt bedreven in de hand- en voettechnieken van het Shuri-te, welke leren hoe men binnendringt op de aanval van de tegenstander om zijn balans te verstoren, terwijl tegelijkertijd een sterk fundament ontwikkeld wordt. De beoefende standen zijn yoko seishan en tate seishan.
Volgens een legende was Chinto een Chinese zeeman die strandde op Okinawa en uiteindelijk Chinees kempo onderwees aan Bushi Matsumura, welke het kata Chinto maakte. Er bestaan o.a. de Itosu, Kyan, Yabu en Matsumura-versies. In de Shotokan wordt deze kata Gankaku, reiger op de rots, genoemd. De oefening bestudeert het belang van stabiliteit en balans, en counteren terwijl de tegenstander vastgepakt wordt. De beoefenaar wordt tegelijkertijd krachtig en elegant en leert ontwijkend te bewegen.
Een erg oud Shuri-te kata, afkomstig uit China o.a. beoefend door Matsumura (1796-1893), Kyan, Oyadomari, Motobu, Ishimine, Chibana en Tawada. Bassai, ook wel uitgesproken als Patsai, betekent: Uit elkaar duwen alsook: doorbreken van het fort. De vorm zou oorspronkelijk afkomstig zijn uit China. De kata bevat technieken van nachtvechten en paktechnieken en is gericht op ontwikkeling van kracht.
‘Wanshu’ is de naam van de chinese afgezant die de inspiratie vormde voor dit kata. Wang Ji of Wanshu werd naar Okinawa gezonden in 1683. Wang Ji leefde in het Tomari district alwaar hij diplomatieke taken verrichtte en aan een kleine groep vechtkunst-instructie gaf. Hij onderwees het zelfverdediging-systeem ‘Shaolin temple white crane fist boxing’. Wang Ji onderwees het belang van tegelijkertijd blokkeren en counteren onderwijl gebruik makend van ontwijkende voet-maneuvres. Wanshu was een uitzonderlijk sterke man. Wiens specialiteit het was zijn tegenstander beet te pakken, hoog op te tillen, neer te gooien om er vervolgens bovenop te springen. Deze bewegingen zijn nu nog terug te vinden in het einde van de kata. In Japan noemt men het kata wegens zijn bewegelijkheid ook wel: vlucht van de zwaluw.
De naam Jion betekent ‘tempelgrond’. Deze vorm is mogelijk ontwikkeld in een Chinese buddhistische tempel, of door iemand die daaraan verbonden was. Men zegt dat deze kata, in de geest van de Buddhistische monniken, kalm, sterk en precies moet worden uitgevoerd.
Niseishi betekent: vierentwintig stappen. In deze kata liggen vierentwintig zelfverdedigingssituaties besloten. Het is een oude gewoonte om kata een getal als naam te geven, waarbij het getal het aantal verzamelde zelfverdedigingssituaties, of het aantal vitale punten dat wordt aangevallen, aangeeft. Vaak betreft het bovendien mystieke cijfers: 13, 24, 56, 108.
De godendans. De Okinawaanse naam ‘Rohai’ betekent: visioen van een witte reiger. Deze kata werd reeds beoefend door Matsumura. De oorspronkelijke vorm leerde continu-ritme in techniek, stabiliteit en nauwkeurigheid. De handbewegingen zijn continu en snel, kenmerkend voor de Shorin ryu. Er bestaat een mooi verhaal in de Japanse mythologie, met betrekking op de Japanse naam van deze kata, ‘Meikyo': letterlijke betekenis: ‘geslepen spiegel’. Op een zekere dag kreeg de zonnegodin Amaterasu O Mikami ruzie met de andere goden. Ze wilde niets meer met hen te maken hebben en sloot zich op in een grot, afgesloten met een enorme zware steen.
Vanaf dat moment is er geen zonlicht meer op aarde en de planten en dieren beginnen te sterven. Hoe de andere goden ook smeekten, Amaterasu kwam niet meer te voorschijn. De goden kwamen bij elkaar om een oplossing te bedenken. Plotseling zegt een sluwe god: ‘Amaterasu is een vrouw en alle vrouwen zijn nieuwsgierig. Wanneer we een groot feest voor haar grot aanrichten dan kan het niet anders of ze moet reageren. Misschien kunnen we dan iets doen’. Zo gezegd zo gedaan.
Jitte is een kata van Chinese afkomst wiens naam van een boeddha of een boeddhistische tempel is. Theorien worden door de scholen van Okinawa gelinkt met de Shuri-te school. Zijn afkomst is zeker gelijk aan die van Jion die dezelfde wortels heeft en bovendien een groot aantal aan verdedigende technieken. Tevens hebben ze beide dezelde uitgangspositie; rechtervuist in de linkerhand, gehouden op borsthoogte.